www.loosjes.nl
Home
troonrede
Blikken koets
Obstakels
Staatsrecht
Patiƫntendossier
About democracy
Freedom of Education
Creative financing
Saboterende overheid
Leerplichtwet 2008
Innovatieverbod
Belastingliberalisatie
Europese Grondwet
Ostende,1781
Publicaties
Contact
____
   


Ostende, 1781

Aan het volk van Nederland


Als nazaat van een der zijdelings betrokkenen, boekdrukker/patriot Vincent Herdingh te Leiden, citeer ik voor de lezer enkele passages uit een anoniem geschrift dat in de nacht van 25 op 26 september 1781 illegaal werd verspreid. Het legt uit hoe onze regering oorlogen en tweedracht ontketende teneinde in de schaduw daarvan de macht voor zichzelf te kunnen vergroten. Het werd door de baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol te Appeltern in 1781 geschreven en door Cornelis Heyligert te Lingen gedrukt, vermoedelijk onder leiding van F.A. van der Kemp en professor Van der Marck. Ik gebruikte een der twee oorspronkelijke uitgaven uit 1781 (een haastig gedrukt zgn. C-exemplaar).

Waarde Medeburgers!
Indien Gy lieden my, den Schryver deezes, in myn perzoon, denkenswyze en particuliere omstandigheden kende, zo zoude ik niet noodig hebben U lieden te verzekeren, dat ik geen Fortuinzoeker ben; dat ik niet alleen nooit eenigerlei Ampten hebbe bekleed, maar dat ik die zelfs nooit bekleeden noch begeeren kan; dat ik derhalven volkoomen belangeloos en overzulks geloofwaardig ben wanneer ik Ulieden betuige, gelyk ik voor de Alweetenden God doe, dat niets dan verontwaardiging over de godlooze wyze, waarop Gylieden verkogt en verraaden wordt, gepaard met eene vuurige begeerte om, eer dat het voor altoos te laat is, nog eene pooging tot Ulieder, tot onzer aller redding te doen, my dringen om my tot Ulieden te vervoegen. (...)
[p.7] Gylieden moet weeten, myne Landgenooten! dat voor dien tyd [1555] in ons land, gelyk byna overal in Europa geen andere godsdienst was dan de Roomsche. In Switserland, Duitschland, Frankryk en elders hadden, eenigen tyd te vooren, een groot aantal van menschen dien godsdienst beginnen te verlaaten. Dit zelfde begon hier onder de regeering van Keizer Karel en deezen Koning Filips ook te geschieden, welke looze vos ras begreep, dat hem de gelegenheid nu gunstig stond om onder den dekmantel van een heiligen yver voor het oude geloof alle voorregten der Natie den bodem inteslaan. Maar onze Natie begreep zyn toeleg, en de Roomschen zo wel als de Onroomschen, die eerst maar een gering en magteloos kuddeken waren, doch allengs toeloop kregen, vereenigde zig allen als broeders om het algemeen gevaar af te keeren. Men beloofde zig over en weder in alle zyne regten, ook in de vrye oeffening van elkanders Godsdienst, te zullen beschermen en men nam de wapenen op tegen den gemeenen Dwingeland en zynen aanhang. Te deezer tyd bevonden zig, onder veele andere Edelen, drie groote en magtige Mannen in het Land, Prins Willem de eerste van Oranje, een Duitscher, doch die hier veele goederen en dus vry wat te verliezen had; de Graaf van Egmond en de Graaf van Hoorn, beide Nederlanders. (...)
[p.9] [In 1567] zond Hy [Koning Philips II van Spanje] den Hertog van Alba met een leger Spaansche Soldaaten. Egmond en Hoorne lieten zig naar Brussel lokken, daar Alba hun nevens eene meenigte andere patriotten den kop voor de voeten liet leggen. Willem de Eerste was te slim. Hy hield zig buiten schoots. (...)
[p.12] Barneveld [Johan van Oldenbarneveld], een vyand van scheuringen, had de Staaten van Holland maatregelen aangeraden strekkende om scheuring in Kerk- en Burgerstaat voortekomen. Maurits daartegen die in troubel water moest vischen, zou hy wat vangen, zogt scheuring. (...) Hy liet toen de Remonstranten(...) om dat zy de yverigste voorstanders der vryheid waaren, overal uit de Regeering zetten, en vierentwintig Regters aanstellen (...) die, om Maurits en hun eigen fortuin ten gevalle, de ouden zeventigjarigen Patriot ter belooning van zynen langdurigen en trouwen dienst, het eerwaardige gryze Hoofd te laten afslaan [13 mei 1619], en andere, waaronder de vermaarde de Groot [de rechtsgeleerde Hugo de Groot op slot Loevestein] ter eeuwiger gevangenis te laten veroordelen. (...) [p.14-16] Prins Maurits had de stad Nymegen in den jare 1591 bemagtigd en van het spaansche juk verlost. De Gilden plagten daar van ouds, zelfs ten tyde der Hertogen van Gelder en Koningen van Spanje, de Regeering te verkiezen. Wat deed Maurits na het innemen der stad? Liet hy aan de Gilden en Burgery hunnen oude Regten houden? Neen! hy behield de jaarlykse aanstelling der regeering, kwanswys slechts geduurende den oorlog aan zig; doch hy had geen de minste intentie om die eens verkreegen magt ooit weer aftestaan. (...) Hy versterkte het Garnisoen. (...) De Stadhouders hebben altyd graag veel Troupes onder hun commando, en zyn er daarom altyd zeer op gesteld geweest dat er Oorlog te Lande zy. Dit is de reede dat Maurits zoo vuilaartig boos was tegen Vader Barneveld om dat die had weten te bewerken dat er met de Spanjaarden een Stilstand van Wapenen voor twaalf Jaaren wierd geslooten. Om diezelfde reden en niet uit liefde voor zyn Vaderland (...) zogt Fredrik Hendrik de Vredesonderhandelingen te Munster te stremmen. (..) Om diezelfde reden zogt ook Willem de tweede de Vrede, waar over men het reeds eens was, trouwlooslyk te verbreeken. (...)
[p.18-19] Er is geen vryheid in Europa meer geweest, van dien tyd af aan, dat de Vorsten begonnen hebben vaste troupes in dienst te houden. Voor deezen, toen men nog geene Soldaten had, trokken de Leenmannen, de Burgers en de Boeren ten oorlog; doch de listige Vorsten, weetende dat zulk soort van gewapende krygslieden de hand niet zouden leenen om hun eigen Land onder het juk te brengen, vonden er op uit, dat zy de Ingezetenen moesten voorstellen, om liever geld optebrengen, dan in persoon, met verzuim van hunne zaken en gevaar van hun leven, ten oorlog te trekken: Voor dat geld zou men dan Soldaten in hunne plaats huuren. De eenvoudige Ingezetenen waren wonder op hun schik met deze uitvinding. (...) Hy die de Armee in handen heeft, kan doen wat hy wil. (...)
[p.20-21] Het agtste Artykel van de Unie van Utrecht zegt, een Artykel, zo wel als de geheele Unie, door elk Regent van ons Land, ook door de Oranje Vorsten, bezworen, doch met voordagt, om dat zy de Natie niet gewapend wilden hebben, nooit ter uitvoer gebragt: Dit zyn de eigen woorden: "En ten einde men ten allen tyden zal mogen geassisteerd wezen van de Inwoonders van den Landen, zullen de Ingezetenen van elk van deeze Geunieerde Provincien, Steeden en platte Landen binnen den tyd van een maand na date van deezen, ten langsten, gemonsterd en opgeschreven worden (...) als tot de meeste bescherminge ende verzeekerdheid van deze Geunieerde Landen.(...)" Hoe gelukkig o myne waarde Medeburgers, zoude het voor ons Vaderland geweest zyn, indien deeze zo heilzaame Grondwet, van den tyd dat zy vastgesteld is geworden, te weeten van den Jaare 1579 tot onze dagen toe, ernstig ware gehandhaafd geweest! (...) Hoe gaauw zouden wy eene Vloot in Zee en eene Alliantie met Frankryk en America hebben. (...)
[p.31-33] De Franschen waaren intusschen, in t begin des jaars van 1672, komen afzakken. (...) Toen was het dat de Oranje Factie eene schoone gelegenheid had, om alle rampen en elenden, die zy zelve door het beletten der Wervingen hadde veroorzaakt, op reekening van de onschuldige De Witten [Johan de Witt, raadpensionaris en zijn broer Cornelis, burgemeester van Dordrecht] en hunne party te zetten. De Natie zag wel dat het niet goed met het Vaderland ging, doch was eenvouwdig genoeg om zich te laaten wysmaaken (...) dat men niets anders te doen had dan den jongen Prins Stadhouder te maaken en de beide Broeder de hals te breeken.(...) Willem de IIIde werd Stadhouder gemaakt, en de Burgery van den Haag, opgehitst door omgekogten Fielten, vermoorden in haaren blinden yver de beide Broeders De Wit. [20 augustus 1672; stadhouder Willem III weigerde een onderzoek naar de moord] (...) Koning van Engeland geworden zynde, schaamde hy [Willem III] zig niet den vermaarden valschen getuige, Oates genaamt, gelyk hy Ticchelaar gedaan had, een pensioen toeteleggen. (...)
[p.36] Door ons geduurig tegen Frankryk in Oorlog te houden heeft deeze Willem [Koning-stadhouder Willem III] onzen Koophandel en welvaart onherstelbaare slagen toegebragt en ons Land onnoemelyke schulden belaaden, om de intressen van dewelken te betaalen Gylieden alnog zware lasten, schattingen en impositien moet opbrengen; en toen wy eenigzins tot verademing gekomen waren sleepten ons de Vrienden van het dierbaar Oranje Huis, in 1747, op nieuw in eenen kostbaaren en volstrekt nutteloozen Oorlog. (...)
[p.53-54:] Gy zoekt eene militaire Regeering over ons te oeffenen en onder ons intevoeren, en daarom ziet gy gaarne dat de militairen, die toch uwe slaven en werktuigen zyn, den baas over ons speelen; daarom houd gy de militairen altyd de hand boven het hoofd, zo dat in plaats van als Broeders en Leden van hetzelfde Lighaam met hen te kunnen leven, en hun die agting te kunnen toedragen, die de edelheid van hun beroep, zo er geen misbruik van wordt gemaakt, verdient, men tans moet schrikken wanneer men een blaauwe Rok ziet. - Is er eenig Artikel van eenige Grondwet, dat gy ongeschonden hebt gelaten? (...) Zeg niet o Prins! dat zulks U niet aanging! Gy kunt, gy vermoogt alles; al wat er geschied en niet geschied, het koomt hier en hier namaals voor uwe rekening. (...)

Ulieder getrouwe Medeburger,
Ostende,
den 3 September 1781

N.B. We hoeven het woord "soldaten" maar door "ambtenaren" te vervangen, Spanje door Brussel en de Prins door een premier, en het pamflet is actueel.

Vincent Loosjes

Print versie (pdf)