www.loosjes.nl
Home
troonrede
Blikken koets
Obstakels
Staatsrecht
Patiƫntendossier
About democracy
Freedom of Education
Creative financing
Saboterende overheid
Leerplichtwet 2008
Innovatieverbod
Belastingliberalisatie
Europese Grondwet
Ostende,1781
Publicaties
Contact
____
<<     Pagina 84 van de 136     >>


53. Vrede

Kerstmis 2008


Toegegeven, mijn filosofie over de mens is primitief, maar voor mijzelf voldoende om ermee uit de voeten te kunnen. Het is in een paar woorden gezegd. Het lichaam is een vat, een vorm, waarbinnen de ziel leeft als gevoel en gedrevenheid. Die ziel is op zijn beurt een vat, een vorm, waarbinnen een individuele geest leeft, kan leven, of, als een bloem uit een plant tevoorschijn kan komen. Die individuele denkende en zoekende geest is omgekeerd gevat in wat de dichter Kloos noemt "Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten" waarmee hij doelt op de kostbare momenten van creatieve inspiratie - zoals iedere kunstenaar die kent, en de intellectueel soms - waarin hij zich deelgenoot weet aan de schepping, aan een wereldziel. Die scheppende of creatieve wereldziel impliceert een onvoltooidheid, anders viel er niets te scheppen. En als dat niet zo was, wat had ons geploeter dan voor zin? Omdat er op die manier een beweeglijk "worden" is waaruit wij in creatieve momenten putten, moet er m.i. ook een standvastig "zijn" bestaan, de Logos, of een God, als onveranderlijke en niet aan twijfel onderhevige wet die de wereldziel op haar beurt als kader dient. Onze individuele geest heeft aldus te maken met twee bestaansniveau's onder zich - lichaam en ziel - en twee bestaansniveau's boven zich - wereldziel en Logos. En de schaduw, ofwel het altijd overijverige ons als amechtige honden voorwaarts jagende Kwaad? Dat heeft alleen tot de laatste trede per definitie geen toegang.
Onze onvoltooidheid is m.i. ook nog anders af te leiden. Enerzijds zijn we gedoemd onszelf en de aarde - als enige bekend houvast - als middelpunt te accepteren, terwijl we anderzijds ons bestaan in het heelal slechts kunnen begrijpen als onderdeel van Copernicaanse cirkels om de zon. (Zie nr. 46.) Die spanning - met of zonder snaar - tussen het volgens Einstein schijnbaar subjectieve en het schijnbaar objectieve middelpunt van de schepping, staat m.i. garant voor onze onvoltooidheid. Onvoltooidheid die noodzakelijk is als we onszelf enige vrijheid toeschrijven, of omgekeerd, omdat we een ideaal van en vrij mens kùnnen hebben, moet die vrij wil ook ergens te vinden zijn (anders zouden we niet eens op het idee komen) en moeten we wel onvoltooid zijn, al was het alleen maar om het plezier, het vertrouwen of het geloof in het leven niet te verliezen. Wat ik namelijk niet graag zou doen. Wij zijn dus, zo bekeken, geen gesloten stelsel. Dat is mijn hele filosofie. Een filosofie met een open eind. U ziet, ik maak het mezelf niet al te ingewikkeld en hanteer het open einde voor het moment van voortschrijdend inzicht. Merk op dat de gangbare wetenschap zich in afwijking van mijn filosofie (nog) in dezelfde situatie bevindt als de beeldende kunst in de 19e eeuw toen men nog zwoer bij het naturalisme.
Ter zake, wat betekent mijn filosofie voor een jurist? De wet is een vat, een vorm, een model voor menselijke verhoudingen, een model waarbinnen de rechter jurisprudentie schept en het bestuur zijn plannen trekt. Dat is de ziel van het recht. Dat we daarin velerlei misvorming aantreffen, hoeft geen betoog, het is inhaerent aan onze onvoltooide onvolkomenheid; daar besteed ik nu al meer dan 50 columns aan. Als in vonnissen en besluiten rechtvaardigheid heerst, kan de burger met de feitelijke consequenties van die in het vat gegoten vonnissen en besluiten vrede hebben. De geest der wet is vrede. Voor de natuur liggen die wetten vast - omdat de natuur zelf onveranderlijk is, aldus Montesquieu, hoofdstuk 1. Voor de mens geldt dat niet, die moet voor zichzelf, in verandering begrepen, strevend orde scheppen; om de onvolmaaktheid het hoofd te bieden. Laten we die vrije marge en de daarin door regelgeving te realiseren vrede, waarnaar iedereen toch zegt of denkt te streven, dan ook opzoeken en er gebruik van maken, of afdwingen.
Met Kerstmis 1914 weigerden de soldaten in Noord-Frankrijk te vechten. Als zij toen hadden kunnen doorzetten, tegen de bevelen van hun meerderen in, dan had onze wereld er al heel anders uitgezien. Zij hadden recht op de Nobelprijs voor de vrede. Wanneer zouden wij opnieuw de kans krijgen om aldus in staking te gaan? Misschien wel dagelijks. In elk geval niet als we op medestanders wachten. Alleen als enkelingen het risico nemen de enige te zijn.

Uw columnist, V.L.

Print versie (pdf)